Staatsecretaris Van Ark wil het makkelijker maken om werkgevers mensen met een arbeidsbeperking in dienst te laten nemen. Op zichzelf is dat goed nieuws, maar één van haar voornemens baart werkgevers zorgen. De overheid wil het onderscheid tussen de prestaties van marktwerkgevers en overheidswerkgevers opheffen en toe naar een nieuwe quotumregeling met bonus-malusregeling voor werkgevers. Op de overheid na, is niemand daarmee geholpen.
Voor VNO-NCW Brabant Zeeland staat voorop dat het Brabantse en Zeeuwse bedrijfsleven geen nadelen mag ondervinden van de voorgenomen wijzigingen. Het bedrijfsleven heeft zich afgelopen jaren bewezen ingezet voor de Banenafspraak. Als dé ondernemingsvereniging in deze regio spreken we ons dan ook uit tegen een quotum voor het bedrijfsleven.
Met de Banenafspraak willen overheid én bedrijfsleven de komende jaren 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking realiseren. De prestaties worden periodiek gemeten. Lopen overheid- of marktwerkgevers structureel achter op hun doelen, dan voert de overheid een quotum arbeidsbeperkten in. Met een aantal beleidswijzigingen wil de staatssecretaris het nu makkelijk maken om iemand met een arbeidsbeperking aan te nemen. De intentie omarmen wij volledig, maar niet alle wijzigingen helpen.
Een voornemen van de staatssecretaris is om het onderscheid tussen de prestaties van marktwerkgevers en overheidswerkgevers op te heffen. Cijfers tonen aan dat marktwerkgevers sinds de invoering van de Banenafspraak (veel) meer banen realiseerden dan overheidswerkgevers. De prestaties van de overheidswerkgevers bleven achter, en er dreigde invoering van de quotumregeling. De invoering zou de overheid verplichten een percentage werknemers met een achterstand op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Door het onderscheid tussen de prestaties van marktwerkevers en overheidswerkgevers op te heffen zal het totale aantal banen positief uitvallen en zal de activering van de quotumregeling voor overheidswerkgevers van de baan zijn.
Het opheffen van het onderscheid tussen markt- en overheidswerkgevers vraagt volgens Van Ark ook om veranderingen van de quotumregeling als ‘stok achter de deur’. De staatssecretaris stelt voor om bij de activering van de quotumregeling met een bonus-malus systeem te kijken naar de prestaties van iedere individuele werkgever. Werkgevers die niet voldoende werkplekken beschikbaar stellen voor arbeidsbeperkten krijgen een ‘inclusiviteitsopslag’. Werkgevers die de aantallen wel halen, ontvangen een individuele bonus. Werkgevers die meer dan het afgesproken aantal banen realiseren, ontvangen meer bonus dan dat zij aan opslag afdragen, en gaan er netto op vooruit.
Een aanpassing die de nodige kanttekeningen oplevert. Het mag niet zo zijn dat het bedrijfsleven het gat – de banen die met name overheidswerkgevers de afgelopen jaren niet hebben gerealiseerd – moet dichtlopen om activering van het quotum te voorkomen. Dat zou onrechtvaardig zijn ten opzichte van de uitstekende prestaties van bedrijven. Daarnaast is het vinden van geschikte kandidaten voor werkgevers vaak een lastige opgave. Bijvoorbeeld door de mismatch van competenties en werkplekken bij werkgevers, maar ook door de ‘vindbaarheid’ van mensen in de kaartenbakken. Bovendien zou men, wanneer de quotumregeling toch wordt geactiveerd, goed moeten kijken naar hoe de regeling uitpakt voor werkgevers met minder dan 25 fte. Kleinere ondernemingen beschikken vaak over minder mogelijkheden om een extra werkplek in te richten voor iemand met een arbeidsbeperking. Verder komt er een administratieve lasten druk bij voor werkgevers. Laten we ons nu focussen op het doel, en dat is meer mensen met een beperking aan het werk. Kortom: de overheid creëert regels die in ieder geval de schijn hebben hen zelf goed uit te komen. Het bedrijfsleven pakt graag de maatschappelijke verantwoordelijkheid om mensen te helpen, dat is inmiddels gebleken. Maar door selectief cruciale cijfers weg te nemen, lijkt de overheid het zichzelf wel erg gemakkelijk te maken. Namens de commissie bestuurders Regionale Werkbedrijven van VNO-NCW Brabant Zeeland.